Een bedrijfje in Hanoi

En dan sta je met je goeie gedrag, op een willekeurige maandagmiddag zo maar in Hanoi. Uitgestuurd om een klein Vietnamees bedrijf te helpen om een wereldbedrijf te worden. Verzin het maar. Maar, weer een ervaring. 



Het begon al heel aardig toen ik van het vliegveld werd opgehaald en een enorm bloemstuk in mijn hand gedrukt kreeg. Wat moet je daar nu mee ? Goed bedoeld uiteraard, maar ik weet niet zo goed raad met zo’n groot bloemstuk. Ik heb immers nooit de cursus gevolgd hoe ik uw Vorst kan worden.
Vlak voor mijn aankomst bleek mijn gastheer het bloemstuk al aan een Japanner gegeven te hebben omdat hij bevestigend had geantwoord op de vraag of hij Peter was. Kennelijk is het verschil tussen een Europeaan en een Japanner niet te zien als je dezelfde kleur jas aan hebt. Maar ze hebben me toch gevonden. We lopen vrolijk met het enorme bloemstuk naar een taxi. Op naar het hotel: het Lucky Hotel. De eigenaar zal best gelukkig zijn dat ik er ben, maar verder stelt het allemaal niet zo veel voor. Maar mij hoor je niet klagen, het hoort er allemaal bij. De mensen zijn vriendelijk en doen hun best om 's morgens een Vietnamees ontbijt voor me te maken. Best wel smakelijk en ik denk dat ik er wel van zal afvallen. Mooi meegenomen. 



Mijn gastheer liet mij de eerste avond even alleen en drukte me op het hart om vooral niet te verdwalen. Verdwalen is niet zo moeilijk in een heel grote stad waar alles op elkaar lijkt en vrijwel niemand Engels spreekt. Ik blijf voor de veiligheid dan ook maar in de buurt van het hotel als ik een restaurant ga zoeken. Er zijn er meer dan genoeg en ik loop maar ergens binnen waar veel mensen zijn. Niemand blijkt Engels te spreken, maar dat geeft niet. Er zal wel een menukaart komen met plaatjes. Maar nee hoor, alles in het Vietnamees en zonder plaatjes. Dan maar wat aanwijzen van belendende tafeltjes. Iedereen heel vriendelijk en verbaasd. Het gaat allemaal goed. Even later komt er geribbelde patat met daarbij een gekookte kip, die ik overigens niet had aangewezen. De kop van de kip zit er nog bij en het lijkt of de kip rustig ligt te slapen. De bleke kip smaakt net zo als hij er uit ziet. Niet smakelijk en zelfs met de bijgeleverde zout met citroen en iets van ketjap weet ik er toch niets smakelijks van te maken. Ik eet er toch maar wat van op, want het is zo onbeleefd om alles te laten staan. Tegen mijn gewoonte in bestel ik maar een biertje. Dat smaakt goed. En de rekening is ook wel redelijk: 266.00 dong, zoiets van 12 dollar. Maar ik denk toch niet dat ik nog een keer naar dit restaurant terug ga, hoe vriendelijk de bleke kip mij ook aankeek. 

De straat oversteken is ook een heel avontuur. Vietnamezen blijken anticiperend rijgedrag te hebben. De honderden brommers schatten in waar je bent als zij vlak bij je zijn. Vooral dus in hetzelfde tempo door blijven lopen. Dan gaat het goed. Vooral niet stil gaan staan. Daar rekent men niet op.
Inmiddels ben ik ruim een week verder. Ik verdwaal niet meer. En weet hoe ik met een taxi om moet gaan. Fantastisch, die taxi’s. De chauffeurs rijden als ware acrobaten door het de dagelijkse drukke spits waar het – zoals in de meeste Aziatische steden – krioelt van de bromfietsen. Ook hier geldt, gewoon vooruit blijven kijken en doorrijden. Dan kan er niets gebeuren. En als je dat een beetje snapt, lijkt het inderdaad ook zo te werken.
Ook tal van restaurantjes gezien. Van mooi uitziende McDonald’s achtige eetgelegenheden tot restaurantjes op de stoep waar je op een klein plastic krukje gaat zitten, net als de Vietnamezen. Het menu is gevarieerd: van hamburger tot hond. Het laatste eet ik niet uit respect voor onze eigen hond. Ik zou het trouwens niet door mijn keel krijgen. Ik beperk mij meestal tot slierten rijst in een kommetje met hete bouillon en verse groenten. Heel smakelijk als je het orgaanvlees gewoon vermijdt. En niet duur. Voor 2 euro heb je compleet gegeten.

In het weekend ben ik op bezoek geweest bij een boeddhistische pagode met een weeshuis. Indrukwekkend. De kinderen hadden het er goed. Ook nog een bezoek gebracht aan de oude stad rond het “turtle lake” en natuurlijk de pagode in het meer. En last but not least, de vele goedkope winkeltjes in de oude binnenstad. Hoogtepunt was echter de 1000 jaar oude universiteit. Prachtig. Het lijkt een beetje op de Verboden Stad in Peking maar dan een maatje kleiner. Zeer de moeite waard om te zien.
 
Toch fijn om de gelegenheid te krijgen om kennis te maken met Hanoi. Ik kan elke toerist aanraden om tijdens een bezoek aan Vietnam ook een paar dagen naar Hanoi te gaan. 

Peter Tersteeg