Soms heb ik wel eens van die merkwaardige gedachtekronkels. Ik
weet het, het moet een afwijking zijn. Maar, het is niet anders. En ik
heb er mee leren leven en ik moet bekennen: het is toch wel leuk. Toch
leek het mij verstandig om eens bij Bert Bokhoven – de onbekende
filosoof – te rade te gaan. Ik vertelde Bert, met de hem zo kenmerkende
intellectuele lenigheid, dat ik eens een tijdje allerlei willekeurige
vrouwen gevraagd heb om “olala” uit te spreken. Een vermakelijke en
boeiende belevenis, die over het algemeen leuke reacties opleverden. Ook
overviel mij een keer het idee om zomaar eens aan allerlei dames te
vragen of ze met mij zouden willen trouwen. Een interessante gedachte om
dat gewoon eens te doen. De vraag is helemaal niet relevant, want ik
ben getrouwd. Het gaat mij meer om de reacties. Zeker van de mensen, die
weten dat ik getrouwd ben. Misschien zouden die eerder ja zeggen, omdat
ze weten dat het, zeer waarschijnlijk, toch niet zal gebeuren. Maar
misschien zeggen ze ook wel nee, om loyaal te lijken aan mijn vrouw.
Misschien is het ook wel beter dat ik helemaal niet weet of er nog iemand is die met mij zouden willen trouwen. Je weet maar nooit. Toch ?
Misschien is het ook wel beter dat ik helemaal niet weet of er nog iemand is die met mij zouden willen trouwen. Je weet maar nooit. Toch ?
En wat nu als ik er achter zou komen dat er echt helemaal niemand met mij meer zou willen trouwen. Die gedachte is toch ook wel weer frustrerend, en ook al weet ik niet of ik nog ooit met iemand zou willen trouwen, dan zou mij dat toch zeer verdrietig stemmen. En daar sta je dan met je goede gedrag.
Het lijkt me dus uiteindelijk toch beter om het nu maar niet te vragen zolang het niet nodig is. Het juiste antwoord krijg je toch (nog) niet.
Bert liet mij in al zijn wijsheid maar begaan. Zo lang je er een
ander maar geen kwaad mee doet, kan het wat Bert betreft allemaal wel.
Maar Bert kon het toch niet laten om mij te attenderen op een oude
Arabische spreuk: “als je het antwoord niet wilt weten, moet je de vraag
niet stellen”.
Peter Tersteeg
Peter Tersteeg